Evolutie is een langzame veranderen van soorten organismen. Hierdoor ontstaan er allerlei verschillende soorten organismen. Dit kan een organismen niet zelf doen, ze kunnen er niet voor kiezen om te gaan evolueren. Je ziet er niet hetzelfde uit als je ouders en zij zien er niet hetzelfde uit als hun ouders. Dit komt omdat we allemaal de helft genetisch materiaal (soort ingrediëntenlijstje van organismen) van je vader krijgt en de andere helft van je moeder. Sommige delen daarvan zien je terug bij jezelf en sommige delen ook niet. Met het genetisch materiaal krijg je eigenschappen mee van je ouders. Je kan met je handen dingen vastpakken, met je ogen kijken en met je tong proeven. Dit krijg je allemaal mee van je ouders. Alle organismen op aarde hebben hun eigen eigenschappen. Sommige eigenschappen delen ze met soortgenoten of met andere soorten andere eigenschappen niet.

Natuurlijke selectie

Eigenschappen vergroten de kans dat we overleven en kinderen kunnen krijgen. Hoe beter je eigenschappen zijn, hoe groter de kans is om kinderen en hoe groter de kans dat deze kinderen ook jouw eigenschappen hebben. Welke eigenschappen handig zijn hangt van je omgeving af. Als je in de natuur leeft kan je waarschijnlijk goed overleven. Dat noem je een natuurlijke selectie. Binnen een groep mensen zijn er uiteindelijk organismen zijn die weinig kans hebben kinderen te krijgen. Hun genetisch materiaal zal na een tijd minder voorkomen. Andersom kan het ook genetisch materiaal van succesvolle organismen komen dan vaker voor. Het totale genetische materiaal veranderd dus na verloop van tijd. 

Mutatie

Er kan ook wat fout gaan in het genetisch materiaal. Dan veranderd het genetisch materiaal. Dat noem je een ook wel mutatie. Meestal maakt dit niet zoveel uit. Als het wel uitmaakt is het vaak nadelig voor het organisme. Heel soms is het wel nuttig en worden de eigenschappen van een iemand beter of krijgt dan nieuwe eigenschappen. Die kinderen van dat persoon krijgen waarschijnlijk dan ook die eigenschappen